Het begin van alles

Se non è vero, è ben trovato

Boekbespreking: David Graeber en David Wengrow, Het begin van alles. Een nieuwe geschiedenis van de mensheid, Maven Publishing, 2022.

Over de prehistorie weten we weinig. We kunnen enkel afgaan op archeologische vondsten en eventueel op anthropologische verslagen die samenlevingen beschrijven net voor ze met de moderne samenleving in contact kwamen. We weten er dus bijzonder weinig over, maar we zijn er wel door gefascineerd. We menen misschien dat we daar de sleutel kunnen vinden om elke samenleving op aarde te begrijpen. Wie weet de sleutel om de logische natuurlijke samenlevingsvorm voor de mens te ontcijferen. We zoeken in die oude stenen en voorwerpen naar de logische evolutie van het samenleven op aarde. Yuval Noah Harari heeft enkele jaren terug op even verbluffende als toegankelijke wijze die wereld voor miljoenen lezers geopenbaard. Zijn bestseller Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid uit 2011 is een begrip (Nederlandse editie Uitgeverij Thomas Rap, 2014). De graphic novel-editie, samen met de Brusselaar David Vandermeulen en de Fransman Daniel Casanave, moest niet onderdoen voor het succes van het boek *.

Het begin van alles, een nieuwe geschiedenis van de mensheid (2021) van David Graeber en David Wengrow, een anthropoloog en een archeoloog, daagt de conclusies en opvattingen uit Sapiens uit. En dat is alvast verfrissend aan dit ontzettend aangenaam te lezen boek. Plots besef je hoezeer de geschiedenis van de prehistorie gaat over hedendaagse politiek. Het gaat over hoe we de laatste 200, 100 of zelfs 20 jaar naar de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen kijken. Bij de recent overleden David Graeber is dit een amper verholen opzet. Hij is een uitgesproken anarchist die mee aan de basis stond van de Occupy Wallstreet-beweging na de wereldwijde bankencrisis van 2008. Hij is de vermoedelijke auteur van de leuze “We are the 99%”. Dit is dan ook de mogelijke baseline onder dit boek: “er is geen historische wet die bepaalt dat complexe stedelijke samenlevingen, noch vroeger, noch vandaag, hiërarchisch geordend moeten zijn.”

De Irokezen
In alle gebruikelijke filosofische reflexies over het ontstaan van de moderne beschavingen gaan we steeds terug op ofwel een harmonieuze oertoestand waar mensen in vrede in kleine groepen samenleefden, maar waar de beschaving hen gelijdelijk aan geketend heeft (Jean-Jacques Rousseau), ofwel omgekeerd van een oertoestand van permanent geweld, oorlog van allen tegen allen, waar beschaving, het sociaal contract, orde heeft gebracht (Thomas Hobbes). Hoe dan ook, beschaving betekent regels en hiërarchie. Historici zien het doorgaans niet anders: een evolutie van jager-verzamelaars, naar eenvoudige kleinschalige landbouwsamenlevingen, naar complexere stedelijke samenlevingen, naar staten, naar rijken, … David Graeber en David Wengrow challengen deze visie op basis van nieuw archeologisch materiaal en inzichten. Ze zien de landbouwrevolutie niet langer als een duidelijke breuklijn in de geschiedenis. Er waren wel degelijk al stedelijke samenlevingen, complex en toch egalitair, ook op gendervlak, vòòr het neolithicum (de introductie van de landbouw). Er zijn bewijzen dat prehistorische stedelijke samenlevingen de landbouw afwezen. Omvangrijke samenlevingen met steden groter dan de Griekse stadstaten kozen bewust voor andere niet-hiërarchische samenlevingsvormen, zonder centraal gezag, … en met succes. Niet in het minst de Noord-Amerikaanse Irokeze samenlevingen die de Franse jezuïten beschreven in de 17e en 18e eeuw. Die bewuste politieke opvattingen over de egalitaire staatsinrichting bij de Irokezen hebben, aldus beide auteurs, mee de westerse verlichting beïnvloed.

Het is, toegegeven, een meeslepend en fascinerend verhaal dat ze brengen. De gedachte dat op elk moment de mensen zelfbewust en creatief hun eigen bestuursvorm kunnen kiezen, aanpassen, verbeteren, is aantrekkelijk: voor Graeber de anarchist, maar niet minder voor de liberaal, en wellicht voor vele anderen. Er is inderdaad een keerzijde. De geschiedenis (niet de prehistorie dus) geeft ons echter ook voldoende voorbeelden van niet geslaagde experimenten van samenlevingen die zeer bewust voor zichzelf een andere weg kozen. Zowel het Derde Rijk als de Sovjet-Unie bijvoorbeeld.

Het geheim ontrafeld
Maar dit is niet de voornaamste reden waarom dit boek me niet heeft overtuigd. Bladzijden lang, voorbeeld na voorbeeld over verloren gegane prehistorische beschavingen, overal ter wereld, waarschuwen beide auteurs ons, zoals het goede wetenschappers past, hoe weinig we met zekerheid over die beschavingen op basis van het archeologisch materiaal kunnen weten, om vervolgens toch gewoon tot in detail de totaal anders georganiseerde samenlevingen te beschrijven. Je hoeft geen specialist in archeologie te zijn, om na het zoveelse voorbeeld toch even te beginnen twijfelen aan de nauwkeurigheid. Beide auteurs hebben net iets teveel hun best gedaan om, wat ze niet aan voorbeelden konden vinden in de 3000 jaar geschreven en beschreven geschiedenis, wel in veelvoud terug te vinden in stenen en voorwerpen die hen niet kunnen tegenspreken: de utopie van niet hiërarchische, toch complexe grootschalige samenlevingen. We zitten vast in de mythen van Rousseau en Hobbes en die werken niet meer, stellen ze. “De structuren en betekenissen die deze mythen bevorderen zijn protserig, verbleekt en politiek gezien rampzalig” stellen ze zonder enige uitleg, botweg als een vaststaande vanzelfsprekende conclusie. Een mening die ik niet zondermeer kan delen. De informatie over wat al dat nieuw archeologisch onderzoek ons, aldus de auteurs, aan inzichten biedt over andere modellen van samenleven, wordt bovendien achtergehouden door de kaste die het traditioneel onderzoek monopoliseert. Het is een academische no go-zone. Er hangt over dit boek dus toch ook een zweem, eigen aan onze tijdsgeest, van samenzwering om de oogverblindende wetenschappelijke waarheid die zij wel zien achter te houden. Beide auteurs stellen trots dat zij, ondanks de weerstand, dit wel durven bloot te leggen en te delen met de wereld. “Baanbrekend en brutaal” staat er op de kaft. “Revolutionary” op de Engelse editie. Een beetje conspiracy als verkoopsargument.

Op eigen risico
Het boek, hoe fascinerend ook, heeft me dus niet overtuigd. Maar het heeft me toch geholpen om met een nog grotere kritische blik te kijken naar alle boeken in het genre van de grote verhalen (grand narrative) zoals ze het zelf ook noemen. Een traditie waar ze zich zelf toe rekenen. Het is een aangenaam te lezen genre. Sapiens bewees het al. Velen gingen hen trouwens voor. Maar het heeft zijn beperkingen en vervalt snel in projectie van eigen politieke opvattingen op het verleden. Het kan grondig historich onderzoek niet vervangen. In plaats van een quote met “Wereldwijde bestseller”, “Baanbrekend en brutaal … een opwindende leeservaring” of “Revolutionary” zou een waarschuwing Se non è vero, è ben trovato niet misstaan op boeken als Sapiens of Het begin van alles. Om van te genieten met mate en op eigen risico.

Johan Basiliades

* Graphic novel in twee delen: Sapiens: een beeldverhaal deel 1. Het ontstaan van de mensheid, 2020 en deel 2. De pijlers van de beschaving, 2021, ook bij Uitgeverij Thomas Rap.