Na een kathedraalconcert …

Jaren geleden hoorde ik een orgelist zijn beklag maken over de geringe publieke belangstelling voor orgelmuziek. Hij weet dat aan het feit dat orgelmuziek meestal geassocieerd wordt met het zondaagse verplicht bijwonen van de mis. Maar de tijden veranderen. In vele kerken worden nu concerten georganiseerd, ook met andere instrumenten dan het orgel. En dat zondags verplicht bijwonen van de mis …

Brussel kent al verscheidene jaren de Kathedraalconcerten en de Orgelweek. Hoewel bij mij een concert in een kerk een ruimte oproept waar je het koud hebt, waar je ongemakkelijk zit, en waar de akoestiek te wensen overlaat, heb ik me toch laten verleiden enkele orgelconcerten, gegeven in de Brusselse Sint-Michiels- en Sint-Goedekathedraal, bij te wonen.

In die snikhete augustusmaand was de koelte in de kerk een aangename verrassing. De traditionele harde kerkstoelen waren vervangen door gemakkelijk zittende stoelen. De moderne architectuur van het nieuwe Grenzingorgel past mooi bij de elegant opschietende pijlers en sierlijke kruisbogen van de zopas gerenoveerde kathedraal. Orgelist Jozef Sluys gaf met werken van Peter Cornet, Abraham Van den Kerckhoven en Gabriel Verschraegen een overzicht van de religieuze muziek van de 17de tot de 20ste eeuw, muziek die bij de ene sober, bij de andere plechtig of triomfantelijk, maar ook impressionistisch of exuberant kan zijn, en dat niet alleen dankzij de componist maar ook dankzij de virtuositeit waarmee de uitvoerende kunstenaar de rijke mogelijkheden van het orgel weet aan te wenden, zonder te vervallen in ruimtevullende akkoorden.

Dat het orgel zich ook leent tot nog iets anders dan religieuze of ernstige muziek zoals een Fuga van Bach bijvoorbeeld bewees de Duitse orgelist Jürgen Sonnentheil met fragmenten uit de “Tangos ecclesiastos” van Guy Bovet.

Die muziek klonk plezierig, humoristisch, ironisch. In de “Tango de setimo tono, a modo de Habanera … ” waande men zich zelfs op een volksfeest tijdens een zwoele Spaanse avond ! Sonnentheil besloot zijn optreden met een fantasie op … de Bolero van Ravel!

Tja, met een orgel kan je toch nog iets anders doen dan de ruimte van een kathedraal met zware akkoorden vullen; je kan er ook verfijnde, dromerige, kristallijne klanken mee laten horen. Het lichtspel van de zomeravondzon in de kleurige glasramen, de verkwikkende koelte van de kerk verhogen dan nog het genot.

Siska Pelemans

Internationale Orgelweek van Brussel

Het orgel en de orgelmuziek zijn niet weg te denken uit de culturele overlevering in Europa. Het orgel is ontstaan in het kader van de typisch westerse meerstemmigheid en draagt duidelijk een Europese stempel. Men kan zich zelfs de Europese muziekinstrumenten niet voorstellen zonder het orgel. Zoals monumenten onderhouden moeten worden door organisaties zoals Monumentenzorg, zo zouden ook orgels bewaard en gerestaureerd moeten worden, daar zij feitelijk “klank-monumenten” zijn. Dit specifiek aspect van ons Europees erfgoed moet gevrijwaard wörden van vernieling en ondergang, voornamelijk te wijten aan geldgebrek en desinteresse, in Europa, maar ook in België.

De Internationale Orgelweek werd voor de eerste maal in Brussel georganiseerd in 1979 ter gelegenheid van het duizendjarig bestaan van de Stad Brussel. Sindsdien wordt de Orgelweek ieder jaar georganiseerd door de Orgelkring Brussel die met dit evenement het muzikale en arstistieke karakter van de Brusselse orgels wil bevorderen en zo ook haar steentje wenst bij te dragen tot de uitstraling van Brussel als hoofdstad.

De bezielende kracht van dit alles is Jozef Sluys, organist-titularis van de Kathedraal en artistiek directeur van de Internationale Orgelweek.
In 2001 heeft de 22ste Internationale Orgelweek plaats van 21 tot 28 okober.

Vier verschillende orgels worden in het daglicht gesteld: het nieuwe, monumentale Grenzging-orgel van de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal, het Collon-orgel in de Marcuskerk te Ukkel, het zopas gerestaureerde Merklin-Schütze-orgel van de Karmelietenkerk op het grondgebied van Elsene en het Dreyman-orgel in de Protestantse Kerk.

Het volledige programma van de orgelweek is te bekomen bij de Orgelkring vzw.

Willem Pelemans …

In het kader van de Orgelweek wordt op vrijdag 26 oktober a.s. een huldeconcert gegeven aan J.G. Rheinberger (100ste verjaardag overlijden) en aan Willem Pelemans en Staf Nees (lOOste verjaardag geboorte). De medewerkers aan dit concert zijn Jozef Sluys (orgel), Erik Sluys (viool) en Edmond Carlier (cello). Op het programma staan een concerto en een Adagio en Fuga van J.C. Rheinberger en verder enkele orgelwerken van de twee Belgische componisten. (zie uitnodiging blz. 4)

Willem Pelemans is voor de Willèmsfondsers geen onbekende. In 1990 verscheen over hem het boek: “Hij leerde Vlaanderen luisteren – Uit de memoires van een toondichter-criticus” dat werd uitgegeven door het Liberaal Archief en het WF Agglo Brussel.

Eind oktober verschijnt bij het Liberaal Archief een nieuwe publicatie over Willem Pelemans (1901 – 1991). De ‘Catalogus’ van zijn werken met inlichtingen over ontstaan, creaties en uitvoeringen is samengesteld door zijn dochter Leentje Pelemans.

Leentje Pelemans geeft in deze publicatie een overzicht van zijn omvangrijk oeuvre, aangevuld met gegevens over de creaties en uitvoeringen, aan de hand van grotendeels in het Liberaal Archief bewaarde programma’s en persrecensies. Ook worden talrijke fragmenten geciteerd uit de onuitgegeven Memoires van Willem Pelemans, eveneens bewaard in het Liberaal Archief.

De componist en muziekcriticus Willem Pelemans werd te Antwerpen geboren maar verbleef tijdens zijn jeugd in Rijsel (F). Nadien verhuisde hij met zijn ouders naar Brussel, waar hij het diploma van onderwijzer behaalde aan de normaalschoöl Karel Buls. Zijn grootste verdienste als muziekcriticus van “Het Laatste Nieuws” (1951-1988) bestond erin dat hij overal in België de muziekorganisaties aanmoedigde, hoe klein deze ook waren. Zodoende lanceerde hij verschillende jonge musici.

Wat de muziek betreft was Pelemans volledig autodidact. Hij had een grote bewondering voor Eric Satie en sloeg onmiddellijk de weg in van een compromisloos modernisme. Nochtans betrachtte hij steeds een stevige alhoewel literaire constructie, die gekenmerkt werd door scherpe contrasten in melodie en ritme. Hij had een onstuimige scheppingsdrang die zich uitte in een reeks oratoria’s, symfonische werken, concerto’s en liederen. Voor orgel schreef hij enkele Preludia, die getuigen van soberheid en zeker jeugdwerken zijn.

Uit Kortweg 3 – juli 2001