Schwalbe

Een bekende scheidsrechter met bewondering voor Mussolini. Topfiguren van Anderlecht die meeheulen met de bezetter. Gewezen aanvoerders van de Rode Duivels die gaan werken voor de Duitsers. De oprichting van een Vlaams nationaal elftal. Wedstrijden die beginnen met de Hitlergroet. Belgen die in de gevangenenkampen voetballen, maar ook bij Engelse… en Duitse clubs.

Door de lens van het voetbal wordt in Schwalbe het dagelijkse leven in de jaren ’30 en tijdens de Tweede Wereldoorlog bijzonder tastbaar. Sommige spelers, trainers en bestuurslui maakten zich schuldig aan verregaande collaboratie, zoals er evengoed waren die actief in het verzet gingen. Anderen werden dan weer slachtoffer van vervolging, omdat ze Joods waren of weerstand boden.

In ”Schwalbe” vertelt Kurt Deswert de verzwegen geschiedenis van de Belgische kleedkamers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wij spraken er met hem over.

Vanwaar het idee om dit boek te schrijven?
Over het Belgische voetbal in die periode bestaat nog maar weinig onderzoek. Ook in de boeken over de geschiedenis van voetbalclubs, vind je zelden iets terug over wat er allemaal gebeurde tijdens de oorlogsperiode. Vaak krijg je wel de sportieve feiten, resultaten en rangschikkingen, maar over de omstandigheden waarin er werd gevoetbald, vind je zelden iets terug. Ik had Simon Kuper, de auteur van ‘Football Against the Enemy’, gecontacteerd over een aantal verhalen rond het voetbal tijdens de oorlog en die suggereerde me het verhaal van het Belgisch voetbal tijdens WOII zelf te schrijven. Zo ben ik er dus aan begonnen.

Ik ben onderzoek beginnen doen door thesissen en krantenarchieven te doorpluizen. Zo stootte ik op verhalen over Joodse voetballers, maar bijvoorbeeld ook op Belgen die in Duitsland of in Engeland gingen voetballen. Om me te begeleiden in mijn research, heb ik dan contact opgenomen met een aantal professoren die gespecialiseerd waren in een bepaald aspect van de oorlog: zoals Bruno De Wever, Pieter Lagrou, Nico Wouters en Koen Aerts. Het onderzoek vond zowel in binnen- als buitenland plaats. Veel kon via mail en digitaal, maar ik ben bijvoorbeeld ook een paar dagen naar de FIFA-archieven in Zurich gegaan. Stilaan kreeg het boek zo vorm.

Waarom is het goed om die periode te bespreken via het voetbal?
In een kleine biotoop zoals het voetbal, zag je eigenlijk hoe alles zich aan het ontwikkelen was. Op een gegeven moment dook bijvoorbeeld in sportmiddens het führerprincipe op. Men wou komaf maken met al die comités en al dat overleg om pakweg de nationale ploeg op te stellen; één leider moest alle beslissingsrecht krijgen. Dat is wel fascinerend. Maar je merkt bijvoorbeeld ook hoe dicht alles bij elkaar lag. Voetballers die in het verzet gaan, anderen die collaboreerden, spelers die opgepakt werden, Joodse spelers en dergelijke. Vaak kenden die elkaar allemaal al jaren. Niet zelden hadden ze al die tijd dezelfde kleedkamers gedeeld. Zij hadden geleefd in een voetbalmicrokosmos, waarin langzaam grote ideologische verschillen begonnen groeien. Door het opkomende fascisme en uiteindelijk de oorlog, maakten sommigen bepaalde levenskeuzes, of werden daartoe gedwongen. Mensen die jarenlang samen al die dingen beleefd hadden in hetzelfde elftal – zeges en nederlagen – kozen dan soms elk voor een totaal andere weg. Soms ook omdat dat een kwestie van leven en dood was.

Hoe belangrijk was het voetbal eigenlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog?
De mensen waren gelimiteerd in hun vrijheid. Er was de avondklok, in cinema’s werden enkel gecensureerde films vertoond, je mocht enkel gecensureerde kranten lezen en je leefde onder de constante controle van Duitse soldaten, maar vooral van collaborateurs. Er was altijd de dreiging om naar Duitsland gestuurd te worden om er verplicht te gaan werken. Er was ook honger natuurlijk. Het voetbal was een echte uitlaatklep gedurende de bezetting en het was dus zeer populair. De toeschouwersaantallen in het Belgisch voetbal zijn ook enorm gestegen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het voetbalveld was ook en vooral één van die weinige plekken waar de illusie van vrijheid bleef bestaan. Behalve bij een aantal propagandamatchen viel het spelverloop niet te censureren. Binnen de lijnen stonden 22 mensen die mochten lopen waar ze wilden.

Moeiden de Duitsers zich hier met de competitie, de teams, besturen, …?
Neen. Aan het begin van de bezetting heeft de bezetter een “Ruhe und Ordnung”-politiek proberen in te voeren. Voetbal was belangrijk daarin, want het moest de mensen bezig houden. Brood en Spelen! Al was dat brood er niet altijd. Zo kwam een deal tot stand tussen de Duitsers en de Belgische voetbalinstanties. Sport mocht doorgaan, maar het mocht niet leiden tot rellen of verzet tegen de bezetter. Henri de Baillet Latour, de Belgische voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité speelde daar een grote rol in. Hij had goede contacten met de Duitsers van tijdens de Olympische Spelen in 1936 en wist met Generaal von Falkenhausen (de militaire bevelhebber in België tijdens de bezetting) een afspraak te maken om het Belgisch voetbal grotendeels ongemoeid te laten. Op een bepaald moment waren het wel de collaborateurs die een greep op het voetbal wilden krijgen. Dat is een gevecht dat voor veel oprispingen heeft gezorgd. Maar de competities gingen wel gewoon verder.

Aan het einde van de oorlog – 1943 en vooral 1944 – had je wel een aantal razzia’s tijdens wedstrijden. Zo was er in Woluwe, tijdens een derby tussen White Star en La Forestoise, een befaamde razzia. Ik heb mensen geproken die er die dag bij waren. Dat heeft wel een sterke indruk nagelaten. In de kranten verscheen daarover uiteraard niets, maar wel in de sluikpers bijvoorbeeld en in de verslagen van de voetbalbond.

Wat heeft je het meeste verbaasd tijdens je onderzoek?
Dat er zeer druk werd gevoetbald onder Belgische fabrieksarbeiders in Duitsland bijvoorbeeld. Dat leidde al snel tot een competitie onder fabrieksteams. Er waren competities in en rond Berlijn, rond Kassel, Leipzig enzovoorts. Uit die teams groeiden ook regionale Vlaamse elftallen, waarbij de 11 beste Vlaamse spelers van de competitie in Kassel dan bijvoorbeeld speelden tegen de beste 11 van Berlijn, enz. Er werden ook ‘interlands’ gespeeld. Een selectieheer bracht de beste Vlaamse spelers uit al die fabrieksteams samen om wedstrijden te spelen tegen o.a. de Bohemen en vaak ook tegen de Nederlandse “nationale ploeg”. De ‘gewone’ kriegsarbeiders gingen massaal kijken naar die matchen. Dat Vlaamse elftal reisde veel rond en speelde propagandamatchen ingericht door DeVlag. De Waalse verplicht tewerkgestelden hadden ook een nationaal elftal, maar bij hen had je niet zo’n georganiseerde voetbalpiramide zoals langs Vlaamse kant, waar elke week fabriekscompetitievoetbal werd gespeeld of interlands.

En moesten voetballende arbeiders dan minder werken in de fabriek zelf?
Zij kregen inderdaad wel een aantal privileges, zoals vrijstellingen voor de weekends. Er is bijvoorbeeld het verhaal van het nationaal Vlaamse elftal van DeVlag dat in Wenen ging voetballen tegen een Frans elftal en die waren van zaterdagochtend tot en met dinsdag vrij. In de fabrieken kregen zij ook betere condities. Één van de mensen die ik sprak, de weduwe van Jos Geysen, oud-doelman van Lyra en Union, vertelde me dat hij haar meermaals gezegd had dat hij in Duitsland eigenlijk als prof had geleefd. Hij was wel ingeschreven in de fabriek als tewerkgestelde, maar kon een goed leven leiden dat hem toestond om veel te voetballen. Hij kreeg ook meer eten dan de anderen.

Waren er ook voetballers die in Duitsland speelden en die geen verplichte arbeiders waren?
Je had inderdaad ook een aantal Belgische spelers die bij Duitse clubs gingen voetballen. Vanaf 1942, na de start van Operatie Barbarossa, kwamen sommige Duitse ploegen in spelersnood. Zij mochten een beperkt aantal buitenlanders opstellen. Je ziet dan Nederlanders, Tsjechen, maar ook Vlamingen opduiken in de elftallen in de hoogste divisies in Duitsland. Zo was er een ploeg uit Leipzig, Tura Leipzig, waar bijvoorbeeld twee Belgen (De Vries en Pringels) voetbalden. Goeie voetballers, die 10 à 15 matchen in het elftal stonden en veel scoorden. Wanneer ze niet meer mee voetbalden, zakte Tura helemaal weg.

Boeiende verhalen, zeker het lezen waard! Bedankt voor dit gesprek Kurt.

Hans Van Rompaey