Meertaligheid als opdracht

Wetenschappelijke kijk op Brusselse taaldiversiteit

Boekbespreking: Rudi Janssens, Meertaligheid als opdracht. Een analyse van de Brusselse taalsituatie op basis van taalbarometer 4, (VUBPress, Brussel, 2018).

In 1999 gaf VUB professor Rudi Janssens de aanzet voor een onderzoek dat vandaag weegt op het beleid: de Brusselse taalbarometer. In vier opeenvolgende uitgebreide enquêtes bij meer dan 2500 inwoners (gepubliceerd in 2001, 2007, 2013 en 2018) peilt Janssens naar het taalgebruik van de Brusselaars. Hun taalgebruik thuis, op school, op het werk, in het formeel dagelijks leven en in het informeel netwerk van vrienden en buren. Baanbrekend onderzoek omdat het vooral de studie van het taalgebruik weghaalde uit de politieke vooroordelen. Het voorzag het onderzoek van een wetenschappelijk kader en terminologie.

“Hij keek nauwgezet naar taalgedrag zonder vooropgestelde ideologie of aannames” vat Dimokritos Kavadias het samen in Bruzz (25/09/2021). Professor Kavadias is de opvolger van Rudi Janssens aan het hoofd van het onderzoeksinstituut BRIO dat instaat voor de taalbarometers (www.briobrussel.be). Kavadias reageert naar aanleiding van het overlijden van professor Janssens eind augustus. Hij werd 59 jaar. Naast een indrukwekkend wetenschappelijk werk, laat hij ook een familie achter die we namens het Willemsfonds veel sterkte wensen.

Zijn overlijden is ook de aanleiding om vanuit het Willemsfonds via deze bespreking hulde te brengen aan zijn werk. Zijn werk was gebaseerd op een strikte methodologie. Maar naast die strenge wetenschappelijke benadering schrok Rudi Janssens er niet voor terug zich te engageren, op basis van deze resultaten, voor het bevorderen van de meertaligheid. Hij zetelde in de Raad voor Meertaligheid, in 2019 opgericht door Brussels Minister voor Meertaligheid Sven Gatz. Hij was ook al actief binnen het Huis van het Nederlands en binnen de kerngroep van het Marnixplan. Dat laatste is een initiatief van Professor Philippe Van Parijs “om het aanleren van verschillende talen te bevorderen onder alle lagen van de Brusselse bevolking. Het focust in de eerste plaats op het Frans, het Nederlands en het Engels, maar moedigt tevens de overdracht van alle moedertalen en thuistalen aan” (www.marnixplan.org). Het plan werd vernoemd naar de Brusselse humanist en promoter van meertaligheid Filips van Marnix van Sint Aldegonde (1540-1598).

Wat uit het boek sterk tot uiting komt is dat vanaf de eerste taalbarometer blijkt dat het dagdagelijks taalgebruik van de Brusselaars zeer complex is, zich aanpast aan vele concrete situaties en zeker niet samenvalt met de institutionele tweedeling tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Die shift dateert van voor de eerste taalbarometer en daar hebben we dus weinig cijfermatige informatie over. Op de institutionele tweedeling als dusdanig gaat Rudi Janssens niet inhoudelijk in, behalve in het laatste deel over Taal en identiteit, waar hij de resultaten weergeeft over hoe, volgens de vier taalbarometers, Brusselaars zelf naar hun identiteit kijken en wat de rol van hun taal-/talenkennis daarbij speelt. De gegevens bevestigen hier dat taalkennis en -gebruik belangrijke voorspellers blijven voor stemgedrag. De toegenomen meertaligheid heeft dus ook impact op de vraag naar “meertalige lijsten” en op “meertalig kiesgedrag”. Meertaligheid blijkt ook mede constitutief van de Brusselse identiteit.

De meer algemene conclusie uit de evolutie doorheen de vier taalbarometers is: “het natuurlijke communicatiepatroon in de Brusselse samenleving — de dominantie van het Frans en het gebruik van het frans als lingua franca (dat blijft dus) — wordt aangevuld met meertalige communicatie waar het Frans met Nederlands en/of Engels gecombineerd wordt en afhankelijk van de omstandigheden met andere thuistalen. In de privésfeer en binnen de gezinnen is meertaligheid troef”. Het Frans boet niet aan belang in. Het wordt aangevuld met een complexe meertaligheid waar ook het Engels op de voorgrond komt. De boodschap naar Franstaligen in Brussel die de opkomst van Engels als een bedreiging voor de status van Brussel als een stronghold (excussez l’expression) van de Franse cultuur in de wereld zien, is dat de meertaligheid niet ten koste gaat van die status. Ik zou zelfs durven denken dat de meer internationale uitstraling van Brussel en de toegenomen meertaligheid het Frans een bijkomend podium in de wereld geven. Maar dit is een persoonlijk standpunt dat we ook al in ons Willemsfonds Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Taal en identiteit in een kosmopolitische grootstad uitschreven. (Herman Mennekens, Kurt Deswert en Johan Basiliades, 2010).

En het Nederlands? Daar zijn we vanuit ons Willemsfondsengagement uiteraard gevoelig voor. De promotie van het Nederlands ligt naast onze liberale en vrijzinnige achtergrond en de promotie van het gemeenschapsonderwijs, aan de basis van onze vereniging. Het beeld uit de vier taalbarometers is niet eenduidig. Het Nederlands blijft ondanks de spectaculaire afname van eentalig Nederlandstalige gezinnen naar thuistaal, sterk aanwezig. Wat ook zeer belangrijk is, zoals blijkt uit de taalbarometers, is de taaloverdracht. Veelal, vanuit (Vlaamse) politieke hoek werd traditioneel aangenomen dat in de vorige eeuw heel wat Nederlandstalige Brusselaars of ingeweken Vlamingen hun kinderen in het Frans opvoedden: thuistaal en onderwijs zijn cruciaal voor taaloverdracht. Zo werd de kennis van het Nederlands niet overgedragen. Vandaag merken we alvast objectief op basis van de taalbarometers dat in een gezin waar Nederlands wordt gesproken (al is het maar door één partner) het Nederlands wordt overgedragen op de kinderen (ook in de schoolkeuze). Ook andere thuistalen (de talen uit de migratie of de talen van de EU-inwoners) worden vaker overgedragen trouwens en in zeer specifieke situaties gebruikt.

Een ander aspect dat essentieel lijkt in dit boek (de olifant in de kamer zou ik durven zeggen) is dat Brussel toch vooral een stad van komen en gaan is, een echte stad van aankomst1. Rudi Janssens geeft vanaf de inleiding de cijfers en benadrukt dat de impact buiten de scope van deze studie valt, maar er wel een enorme impact op heeft. Tussen 2000 en 2016 zijn 2,2 miljoen mensen van elders naar Brussel verhuisd en 1,5 miljoen van Brussel naar elders. Het gaat om internationale en intra-Belgische migratie. De Brusselse bevolking nam toe in deze zelfde periode van ca. 960.000 inwoners tot bijna 1,2 miljoen. Je kan de Brusselse taaldiversiteit dus onmogelijk enkel statisch bekijken. Ideaal zou taalbarometer 5 uitgebreid moeten worden tot Vlaams en Waals Brabant (de Brussels Metropolitan Region) en verder, om te meten hoe de in Brussel verworven meertaligheid impact heeft op het Brusselse hinterland. Wie in Brussel schoolloopt in het Nederlandstalig onderwijs bijvoorbeeld kan zeer waarschijnlijk ook in de rand gaan wonen en daar Nederlands gebruiken als lingua franca en het aan zijn kinderen doorgeven. We mogen ons niet enkel op de gewestgrens blindstaren.

De meertaligheid zal hoe dan ook niet uit onze stad en uit ons land verdwijnen. Het lijkt alvast een verstandige keuze om dit zelfs aan te moedigen zodat het niet het voorrecht van een beperkte elite wordt, maar een troef voor velen.

Uit Kortweg 89 – oktober 2021